-
1 clash
n. klap; conflict--------v. kloppen; botsen, aanrijdenclash1[ klæsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 a clash of opinions • verschil van mening, botsing der meningen————————clash2〈 werkwoord〉2 tegenstrijdig zijn ⇒ botsen, in conflict zijn/raken♦voorbeelden: -
2 clashing colours
-
3 mismatch
n. onjuiste combinatie; slecht huwelijk--------v. op slechte manier combineren (ook van huwelijkspartners)mismatch1[ mismætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————mismatch2[ mismætsj] 〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 mismatched colours
-
5 discordant
discordant [dieskordã]1 niet overeenstemmend ⇒ niet bij elkaar passend, tegenstrijdig♦voorbeelden:notes discordantes • wanklankenadj1) niet overeenstemmend, tegenstrijdig -
6 couleurs discordantes
couleurs discordantes
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский